De kaft van het boek had ik te snel gelezen: ik dacht dat het boek over de bijna dood ervaringen van 17 verschillende mensen ging. Toen ik na verhaal 3 dacht ‘Goh, tof, het gaat steeds over een vrouw’ en bij verhaal 4 ‘Hé, in een eerder verhaal kwam die vriend toch ook voorbij?’, las ik de omslag nog eens. Maar nu met aandacht. Aha, het was het levensverhaal van één en dezelfde persoon, verteld aan de hand van 17 momenten in haar leven waarop het kwartje makkelijk de andere kant had kunnen opvallen.
Wonderschoon geschreven door Maggie O’Farell, een Ierse die na vele romans deze memoires schrijft. Háár levensverhaal, dat bol staat van situaties waarbij ze, op verschillende leeftijden en verschillende locaties, constant op het randje van leven en dood balanceert.
O’Farell schrijft levenslustig, ondanks dat het boek vol staat met de momenten waarop juist dood het thema lijkt. Uiterst kundig springt ze in hoofdstukken en in alinea’s door de tijd heen zonder je als lezer ook maar één moment kwijt te raken.
Een recensent van The Iris Times gaf aan dat het een van weinige boeken was waarvan ze moest huilen. Ik was gewaarschuwd: tranen door verhalen in boeken rollen makkelijk bij mij. Maar ze kwamen niet. Pas bij het laatste hoofdstuk, de laatste 30 pagina’s van de 274, ontstond er een brok in mijn keel. De tranen rolde pas bij de laatste zin, de laatste 6 woorden. En die brok, die bleef nog een dag hangen.
Kortom, lezenswaardig. Bedrukkend en licht tegelijk. Ook verrassend als je de omslag wel eerst goed leest.
augustus 2018